woensdag 17 september 2008

Ein halbe Berliner... Trektocht in de Zillertaler Alpen

1. Vooraf

Een trektocht komt er bij ons nooit zomaar aan, of toch? Na onze memorabele tocht van 2007 samen met Geert, hing er wel meer in de lucht. Dit was de eerste trektocht geweest die ik samen met Kathleen had gedaan en eigenlijk was dat een schitterende belevenis.Het bleek echter al vlug in de loop van 2008 onmogelijk te zijn om weer iets samen met Geert op poten te zetten. Persoonlijke omstandigheden (gelukkig niet ziek deze keer) noopten hem tot afhaken voor deze zomer. Onze plannen waren anders niet min. We hadden geen echte trektocht in gedachte, eerder een 4-tal dagen stappen waarin we een 4000-er wilden beklimmen. Omwille van de voorkennis van het gebied, hadden we gekozen voor de Saas-streek in Zwitserland. De 4000-ers liggen daar voor het “oprapen”, nou ja, het zijn niet allemaal makkelijke, maar je hebt de keuze uit zo’n 18 stuks. Onze keuze was op de Weissmies gevallen. Eerst wilden we deze via de oude Normaalroute doen, namelijk de zuid-zuidoostgraat. De laatste twee- à driehonderd hoogtemeters zijn een rotsgraat, klasse II. Omdat Geert uiteindelijk niet mee kon gaan, voelde ik me onvoldoende zeker om langs deze kant de berg te bedwingen. In mooie droge omstandigheden zou dit absoluut geen probleem zijn, maar die omstandigheden weet je niet op voorhand en als je al in de hut bent, of erger nog, onderweg naar boven, is het niet meer zo leuk als je moet terugkeren omdat je onzeker bent. Dan maar gekozen voor de nieuwe Normaalroute via de noordkant en de gletscher, de kant waarlangs we gingen afdalen. Ik had ondertussen mijn buurman Ronny aangesproken en die was duidelijk kandidaat om ons te vergezellen. De cordé was volledig, het plannen kon beginnen…
De zomer vorderde met rasse schreden, onze julivakantie in het Zillertal was weer een voltreffer, ondanks het mindere weer. De kinderen amuseren zich daar zo reuzegoed en daar doe je het toch ook voor. En wij hebben het ten huize Lapp ook zeer naar onze zin!! Terug in België stond er alleen nog de Dodentocht op het programma, het was dit jaar onze 4e deelname en eigenlijk gaat het alleen maar beter. Ons tochtje in het Saastal ging plaatsvinden ergens rond 15 augustus. Een 10-tal dagen op voorhand begonnen we met alle weerberichten en voorspellingen uit te pluizen. Het motto voor een korte trektocht is steeds: als er geen 2 dagen goed weer bij zijn, vertrekken we niet. Hoe dichter we de datum naderde, hoe somberder de voorspellingen werden. Omdat we toch wel wat te regelen hebben met de opvang voor de kinderen, konden we de beslissing ook niet blijven uitstellen…het ging dus niet doorgaan, te slecht weer. Ook Ronny moest uiteindelijk nog afhaken wegens een onverwachte zieke collega op het werk. Wat nu gedaan…zomaar alles opgeven lag niet direct in mijn aard. We namen de kalender bij de hand en begonnen te puzzelen. Na wat over en weer getelefoneer met ouders, viel er nog een nieuwe datum uit de lucht: de laatste week van augustus was nog een mogelijkheid. Voor Ronny was dit echter onhaalbaar en met ons tweetjes een 4000-er gaan bestormen, leek me niet echt verstandig. Dus gooiden we de plannen volledig om en begon ik naar een alternatief te zoeken en ja…waarom niet terug naar het Zillertal gaan? Er waren onuitgesproken mogelijkheden voor een 4-daagse trektocht. Het was geen kwestie van zoeken wat we konden doen, eerder een van kiezen uit het aanbod! Uiteindelijk kozen we een stuk uit van de Berliner Hohenweg. Die is in totaal 8 stapdagen en loopt een heel stuk langs de voet van de Zillertaler Alpen. Wij hebben maar 4 dagen en doen dan ongeveer de helft van de tocht. Nog een telefoontje naar Heiko met het vriendelijke verzoek of we tweemaal een nachtje konden blijven logeren…en wat dacht je, die sprongen bijna een gat in de lucht dat we al terugkwamen! Dus dat was ook opgelost, nu maar hopen dat de weersvoorspellingen goed bleven en dat deden ze zeker!


2. Heenreis

Op maandag 25 augustus, ergens rond 2u30 ’s nachts draaiden we de oprit af van ons huisje in Wechelderzande. Het was erg stil in de wagen deze keer, de kinderen waren er niet bij en dat deed wel raar. De auto was ook nauwelijks geladen, we hadden wel elk een grote rugzak en dan nog wat extra’s in een reistas, maar dat was het dan. De reis verliep zoals steeds in het heenrijden zeer vlot, voor velen is de vakantieperiode reeds achter de rug en dat merk je toch wel. We kozen onze normale weg via Aachen, Keulen, Frankfurt, Würzburg, München…
Kort na de middag arriveerden we in Au/Gstan. Juliette ontving ons met open armen, Heiko was in München en de kinderen zaten bij oma en opa op de camping. Toevallig passeerde de buurvrouw langs de straat, ze stopte meteen en haar eerste woorden waren: Sind Sie schon wieder da? Het gaf meteen een gevoel van thuiskomen, als zelfs de buren je al kennen…
De rust in het huis deed een beetje vreemd en onwennig aan. We waren alledrie gewend om meteen een bende kinderen uitgelaten te zien rondhollen en dit was een heel ander beeld maar het had ook wel iets. We praatten over koetjes en kalfjes en zaten gezellig in het zonnetje buiten, de tijd vloog voorbij.Na de babbel en wat fris, trokken we nog op voor een korte wandeling langs de Zem, kwestie van de benen even te strekken na de rit. Toen we terugkeerden was Heiko ook al thuis en er kwam een gezellig biertje aan te pas om bij te praten. Ze wilden natuurlijk weten wat we allemaal van plan waren te doen. We aten gezellig buiten met ons vieren en hadden nog heel wat bij te praten, ondanks het feit dat we maar 4 weken elkaar niet gezien hadden…


3. Dag 1: Hintertux – Sommerbergalm – Spannagelhaus – Friesenberscharte – Friesenberghaus.

Afstand: 7.6 km
Stijgen: 993m
Dalen: 516m

Dinsdag 26 augustus 2008 stonden we op met een mooi zonnetje, het was niet egaal blauw, maar je moest de wolken wel gaan zoeken. Even over 8u zaten we gezellig aan de ontbijttafel bij de Lappjes, zelfs Juliette was van de partij op dit vroege uur, wat een hele eer! De rugzakken waren al klaar gemaakt in hoeverre dit thuis al niet gedaan was en rond kwart over negen stapten we in de BMW X3 die ons naar Hintertux zou brengen, wat een luxe!



Juliette reed als een volleerd Oostenrijkse en in een mum van tijd stonden we op de beneden parking aan de lift. Het was ons opgevallen hoeveel huizen en hotels reeds verlaten waren in de Tuxer dorpjes. We namen uitvoerig afscheid en beloofden van elke dag contact te houden via SMS in de mate van bereik natuurlijk. We kochten twee enkeltjes tot Sommerberg, 7 euro per volwassene en stapten in de lift. De nieuwe gletscherbus lift was weer een heel eind gevorderd en het bovenstation was bijna klaar. Er waren weinig toeristen en we maakten nog een laatste sanitaire stop in de “bewoonde” wereld alvorens de tocht ECHT aan te vatten, van hier af was het allemaal benenwerk, 4 dagen lang en we keken er naar uit!



De rugzak was zwaar, zeker in het begin. De schouders en heupen moesten duidelijk weer wennen aan het gewicht. Het eerste stukje van de tocht was gekend, hier hadden we een kleine 6 weken geleden nog met de kinderen gewandeld.



De Alpenrosen en orchideeën waren verdwenen en met hen het meeste van de bloemenpracht. Hier en daar dook er al een zilverdistel op alsook deze prachtige “Zijdeplant-Gentiaan” of Gentiana asclepiadea.



De late augustuszon warmde de grashellingen op en deed ons zweten. Langs de schrotterweg reden er nog steeds vrachtwagens en betonmolens naar het Tuxer-Ferner Haus. Na een uurtje houden we even halt om iets te eten, Kathleen is wat draaierig en dat stapt niet echt goed.





Tegen de middag bereiken we het Spannagelhaus op 2531m, we hebben er dan zo’n 500m klimmen opzitten en houden een korte middagbreak genietend van het uitzicht.





Het is winderig en fris hierboven. Kathleen voelt zich nog niet echt beter en besluit wat trager te klimmen om zich wat beter te kunnen aanpassen.



Vanaf het Spannagelhaus dalen we eerst een stukje om vervolgens gestaag richting Scharte te stijgen.Het landschap verandert snel en wordt meteen ruw en stenig. Dit gebied herbergde nog niet zolang geleden een heuse gletscher, veel is er niet meer van overgebleven, alleen de stenen en de morenen zijn nog getuige. Enkele verdwaalde sneeuwplekken kruisen ons pad.



We zien wat mensen heel ver weg en dat is alles, voor de rest volstrekte stilte, af en toe verstoord door het geluid van de klimmende betonmolens. Het pad verandert in een spoor van steen tot steen, duidelijk gemarkeerd met rood-wit-rood.







Kathleen blijft nu wat verder achter en klimt rustig op eigen tempo. Ik wacht haar op, boven op de Friesenbergscharte, het hoogste punt van de dag op 2910m. Van een scharte gesproken, dit is een echte: nauwelijks 50 cm breed!



Het uitzicht is ronduit schitterend, vooral de Zillertaler Alpen ontluiken zich nu in al hun schoonheid, het is alsof men een gordijn opentrekt en het toneel zich toont met een volledig nieuwe achtergrond. Ik neem even de tijd om een panorama-opname te maken.



De kille wind blaast losjes door de T-shirt en we blijven niet lang staan. De afdaling aan de overkant lijkt bijna loodrecht te zijn en op vele plaatsen beveiligd met kabels die zeker hun nut bewijzen. In de diepte zien we de hut en het bijhorend meertje al liggen. We kennen de hut nog van een wandeling vorig jaar die we met de kinderen maakten. Toen droeg ik Ferre nog op de rug…wat gaat het snel!







Voorbij het moeilijkste stuk nemen we een pauze, hier zitten we meer uit de wind en is het terug wat warmer. We voelen ons licht vermoeid van de inspanning, de eerste dag valt nooit echt mee, het wennen aan de rugzak en het snel stijgen, heeft tijd nodig. Door het ruwe rotsige landschap dalen we verder af tot het meertje wat mooie zichten oplevert.





De Hochfeiler (3510m) regeert het uitzicht als een vorst, het is ook een vrij indrukwekkende berg via deze zijde. Op de zuidwest flank zou volgens de kaart een spoor/pad moeten lopen tot nagenoeg op de top. Ooit gaan we dit wel uitproberen, daar ben ik zeker van. Via het Pfitscher Joch Haus (2277m) en de Hochfeilerhütte op Italiaanse grond, moet dit haalbaar zijn.





Zoals steeds dienen de laatste meters naar de hut geklommen te worden. Om 15u45 bereiken we onze eerste haven van deze 4-daagse: het Friesenberghaus op 2498m.
We gooien de rugzakken af en bestellen een bier, er is redelijk wat volk op de been, ook nog mensen die terug naar beneden richting Schlegeis stappen. Dit is de enige hut die ik op voorhand had gereserveerd, het is ook de kleinste hut die we aandoen en problemen voor een onderkomen wilde ik de eerste dag absoluut vermijden. De waard is nog vrij jong, correct maar zonder franjes. Enige bezieling missen we wel in hem, hij pakt het louter commercieel aan, we hebben het al anders gezien… We krijgen een lager toebedeeld, eigenlijk is het een kamer met 6 afzonderlijke bedden, dus we klagen zeker niet.



Als Mitglieder van de OeAV betalen we elk slechts 9 euro voor de overnachting, eten niet inbegrepen. Ik schat dat er zo’n 30 à 40 man in de hut zal zitten. We rommelen wat in de rugzak en pakken wat uit alvorens ons naar beneden voor het avondmaal te begeven. We hebben voor het Bergsteigeressen gekozen, dit is een democratisch avondmaal dat in elke hut hier wordt aangeboden uitsluitend voor de leden van een Alpenclub. In dit geval staat er Hütteneintopf mit Gemüse op het menu. Ik weet niet echt wat het zal worden, in deze omstandigheden eet je eigenlijk alles. Uiteindelijk blijkt dit een overvol diep bord met een soort dikke soep te zijn die zwanger is van de groenten en aardappelen, zeker gezond maar ik krijg er toch mijn buik niet mee vol. We nemen dan nog maar een Apfelstrudel als extraatje en die was zeer lekker. We zitten naast een vader met dochter van naar schatting 12-13 jaar, verder bestaat het publiek hoofdzakelijk uit mannen van middelbare tot wat oudere leeftijd, iets wat we nog vaker zullen opmerken op deze tocht.
We halen buiten nog een frisse neus, de wolken bedekken stilaan het dal, hopelijk is het morgen terug mooi…We kruipen op tijd onder de wol. Slapen is altijd moeilijk in een hut, zeker de eerste nacht en we moeten er morgen vroeg uit. Het ontbijt staat maar vanaf 7.00u op het programma maar dan willen we al aan het stappen zijn, dus besluiten we om ons eigen meegebrachte eten aan te spreken. Morgen belooft een lange dag te worden. Vandaag was alvast zeer mooi en geslaagd!



4. Dag 2: Friesenberghaus – Hoher Riffler – Friesenberghaus – Schlegeis - Furtschaglhaus.

Afstand: 17.8 km
Stijgen: 1262 m
Dalen: 1446 m

Woensdag 27 augustus. De GSM tsjirpt ons wakker om 5u30, het is niet echt koud in de kamer maar wel nog vrij donker en stil. Het eerste wat me te binnen schiet: vandaag is Ferre jarig, hij wordt 4! Het is wel een beetje pijnlijk dat we nu zover van huis zitten, maar het was een keuze en we wisten het natuurlijk van te voren… Hij zal wel een mooie verjaardag beleven bij oma en opa met nicht Saskia en neef Jordi.
We proberen zo stil mogelijk op te staan en onze zaken bij elkaar te nemen. Dat lukt maar half omdat we alles steeds in afzonderlijke plastic zakken ordenen en op dit uur maakt dat een verschrikkelijk lawaai. We slepen alles naar de gang en pakken daar verder in. Vanmorgen willen we eerst de Hoher Riffler beklimmen, dit is met zijn 3231m de meest oostelijke 3000-er van het Olperermassief en aan het pad naar de top is een hele geschiedenis verbonden die samengaat met het ontstaan van het Friesenberhaus.
De hut is ontstaan uit de onenigheid over het antisemitisme in het toenmalige “Deutschen und Österreichischer Alpenverein” kortweg DŒAv. Nadat reeds in 1921 de “Wiener Alpenvereinssektion Austria” een zogenaamde “Arienparagrafen” in haar statuten had opgenomen, besloten Joodse en niet-Joodse leden uit Oostenrijk een nieuwe sektie “Donauland” op te richten. Dit ondanks aanhoudende door het Duits gedeelte georganiseerde lastercampagnes en ondanks het feit dat de antisemitische bergbeklimmers zich tot de derde grootste Österreichischer Alpenvereinsektion ontwikkelde. Einde 1934 slaagde de rechtsextremisten er in om op een algemene ledenvergadering de sectie “Donauland” uit te sluiten. De weerstand van de andere sekties was toen nog zwak, slechts 12 van de meer dan 300 sekties stemden tegen de uitsluiting. Uit solidariteit en ter ondersteuning van “Donauland”, richtten 600 Berlijnse bergbeklimmers een nieuwe vereniging op die tussen 1928 en 1931 samen met “Donauland” het Friesenberghaus bouwde en inrichtten. In 1934 werd deze Berlijnse vereniging door de “Nationalsozialisten” verboden en na de Oostenrijkse aansluiting in 1938 werd ook “Donauland” verboden. Nadien werd het Friesenberghaus door de “Deutschen Wehrmacht” in beslag genomen en na 1945 werd de hut volledig geplunderd. De weinige Holocaust-overlevenden van de sektie “Donauland” slaagden er niet in om na de Tweede Wereldoorlog de hut te onderhouden en in stand te houden en zo werd ze uiteindelijk in 1968 opnieuw aan de sektie Berlijn overgedragen. In 2003 werd de hut na een grondige opknapbeurt en verbouwing een internationale ontmoetingsplaats tegen onverdraagzaamheid en haat. Op het pad naar de Hoher Riffler en vooral de er naast gelegen Peterskopfl werden in de loop der tientallen jaren de grote platte stenen rechtop geplaatst als symbool voor de omgekomen zielen uit de Holocaust. (bron: DAV sektie Berlin ; Wikipedia) Deze geschiedenis kenden we niet op voorhand, het pad zou al zo al genoeg mythische uitstraling hebben.
De vorige avond had ik met de waard afgesproken dat we een groot deel van onze bagage daar mochten achterlaten tijdens de klim, in één van de twee ontmoetingzalen was ruimte genoeg. Deze plaats gebruikten we om ook ons ontbijt te nuttigen. Langzaam begon de hut te ontwaken. Alles wat we nodig hadden werd in Kathleens rugzak gestoken die ik dan voor de verandering ging dragen. Zo had zij het even wat makkelijker tijdens dit eerste stuk van de dag. Uiteindelijk was het 6u45 als we buiten stonden. De wolken reikten tot de grond en we hadden nauwelijks zicht, alleen de opkomende zon op de Gefrorne Wand Spitze was zichtbaar in de hoogte, dus het wolkendek was niet zo dik.





Na goed 150m klimmen werd de mist plots veel dunner om uiteindelijk helemaal te verdwijnen: we bevonden ons nu boven de wolken en dit gaf een schitterend zicht.De Hochfeiler en de Grosser Greiner staken boven de wolken uit.









We hielden even kort halt op het zadeltje van 2648m hoogte. Heel het Dornaubergtal was toegedekt met een donsdekentje, net voor we het zadel bereikten, kwamen we in de opkomende zon terecht die de rechtopstaande stenen sterk liet contrasteren met de achterliggende wolken…



...de foto’s spreken voor zich, dit is echt een kippenvelmoment…
We wierpen ook een blik naar boven, de top was nog een heel eind te gaan en leek met de minuut steiler te worden.



Het ijs op het gras glinsterde in het vroege zonlicht, de stilte rondom ons was volmaakt en oorverdovend…we waren alleen op deze wereld.





Hier stopte eigenlijk het pad, nu waren het alleen nog stenen, veel stenen en rood-wit-rode markeringen om het spoor niet bijster te raken. We dienden een drietal steile rotsruggen te beklimmen, een categorie I klim waarbij ook de handen onontbeerlijk zijn om steeds steun te hebben op 3 punten. Sommige granietblokken waren echt kolossaal.



Ik keek even om en schoot dit prachtige plaatje: "Cloud Dancing".



De hut onder ons ontwaakte uit haar wolkendeken.



Plots werden we opgeschrikt door een rauw keelgeluid, het leek wel een kikker. Een troepje sneeuwhoenders was opgeschrikt door onze nabijheid. Ik had geen idee dat ze zo’n eigenaardig geluid voortbrachten.



Het spoor begaf zich verder naar links en liep nu echt over de zuidgraat, soms nauwelijks een meter breed, dan liep het weer van de graat weg naar rechts en moesten we een oud sneeuwveldje oversteken. Dit probeerden we zoveel mogelijk te vermijden, de nachtelijke koude had de sneeuw even hard als het graniet gemaakt en er was nauwelijks grip op te vinden.







De stenen bleven maar komen maar het zicht naar boven werd steeds ijler: de top kon niet ver meer zijn. Onder ons zagen we nu ook andere klimmers naar boven komen.





Om 9u10 stonden we aan het Gipfelkreuz. Het uitzicht was adembenemend.

In het zuidwesten stond de majestueuze Olperer (3469m) als een keizer te schitteren met links achter hem de Schrammacher (3410m) als een eerste luitenant.



Meer naar het zuiden was het volledige massief van de Hochfeiler (3510m).





In het westen lagen de volledige Stubaier Alpen aan onze voeten met de Zuckerhutl (3507m) als hoogste punt.



In het noordwesten was het heel wat lager, je kon de rotswand van de nabijgelegen Wandspitze bijna aanraken, daar achter ontwaarden we de Rosenjoch (2796m) en de Malgrübler (2749m).



Helemaal naar het noorden is er buiten de Rastkogel (2762m) niets meer waar te nemen tussen de wolken door.
In het noordoosten zagen we de Dristner (2767m) en net daarachter de Ahornspitze (2973m), nog verder de Wilgerlosspitze (3278m) en de Reichenspitze (3303m) in de buurt van de Zitauerhütte en helemaal achteraan de Groβvenediger (3674m), de hoogst zichtbare top.



We poseerden even bij het kruis en ik schreef een woordje in het Gipfelboek, waaronder een gelukkige verjaardag voor Ferre.





We lieten nog een "groepsfoto" maken...



Ondertussen waren we al met 4 op de top. Eén man was deze morgen helemaal vanaf de parking van Schlegeis vertrokken en had er 4.5 uur over gedaan. We aten nog iets, keken nog maar eens rond en daalden terug af.



Meer klimmers waren nu onderweg naar de top en we moedigden hen aan om door te gaan. Onder hen ook twee gezette dames die toch al een heel eind de 60 voorbij waren, petje af, we zouden ze verder op onze tocht nog terugzien. De afdaling duurde lang en het was regelmatig zoeken naar het juiste spoor. Alle wolken in onze directe omgeving waren nu opgelost en het werd al warmer.Alle wolken in onze directe omgeving waren nu opgelost en het werd al warmer. De bovenste laag van de verharde sneeuw gas al wat grip, het gaat snel als de zon op is. We konden ons geen moment zonder concentratie permitteren, dat maakte de afdaling vermoeiend. Om 11u20 stonden we terug aan het Friesenberghaus. We bestelden een cola en aten van onze proviand.



De rugzakken werden opnieuw samengesteld, we hadden nog een heel eind voor de boeg en het was nu echt volle zon. Nog even een laag zonnecrème en we waren terug op weg. Deze afdaling ging vlot langs het mooie pad.





Er waren heel wat toeristen op weg naar de hut maar we wilden zo snel mogelijk aan het stuwmeer staan.





Klokslag 13u30 stonden we ter hoogte van de Dominikushütte en aanschouwden een gelande helikopter die van op een parking naast de dam een net met biervaten aan het laden was ter bevoorrading van de nabijgelegen hutten.



We moesten volledig aan de andere kant van het stuwmeer zijn, ongeveer 4km vlak. We stapten goed door laverend tussen de toeristen die in allerlei maten en gewichten en getooid met de gekste hoedjes en schoenen zich een weg van de auto naar het meer baanden. We hielden nog even halt om wat te eten, ik voelde dat we al lang op pad waren.







Het meer eindigt in een kort dalletje, hier begonnen we links op terug te klimmen.





We hadden nog een kleine 400m te overbruggen naar het Furtscháglhaus.



We kwamen nu heel wat mensen tegen die na een bezoekje aan de hut weer aan de afdaling begonnen waren. We hadden de zon nu in de nek en het zweet stroomde met beekjes.



Omstreeks 16u10 kwamen we boven aan. Het Furtscháglhaus is een schitterend gelegen hut aan de voet van de Schlegeiskees of wat er van over blijft. Je bent omringt door de Hochfeiler en Groβer Möseler en alles wat er zich tussenbevindt.



De hut biedt slapen aan zo’n 120 gasten en ze is opgericht in 1888 door de DAV sektie Berlin. Sinds 2002 beschikt ze over een eigen waterkrachtcentrale. Ze is gelegen op een terras op 2295m hoogte en beschikt over een goederenlift om materiaal naar boven te brengen.



Er zat behoorlijk wat volk op het terras en ook binnen was het net een bijennest. De waard (eigenlijk was de waardin hier de baas) bezorgde ons twee slaapplaatsen ondanks het feit dat we niet over een reservatie beschikten. We hadden een kamer met 8 bedden (4 stapelbedden). We bestelden ons getrouwe half litertje en vleiden ons nog even in de laatste zon op het terras. Die verdween echter al gauw achter de wolken en er vielen zowaar enkele regendruppels.
Voor het avondeten kregen we vaste plaatsen en de bediening verliep ontzettend vlot. Ik koos voor Kaslergebrat mit Kartoffeln und Sauerkraut en Kathleen at de Hausgemachte Nüdlen mit Käse. Eerst was er lekkere soep en we sloten de maaltijd met een fruitsla. Tijdens het eten raken we aan de praat met een Oostenrijks vrouwtje (tussen alle Duitsers). Ze trok al jaren alleen op huttentocht en was al 76 lentes…
Na het eten begeven we ons terug naar het terras buiten om te genieten van het uitzicht, de regendruppels zijn al lang weer opgedroogd, het is wel fris maar erg mooi en rustig.






5. Dag 3: Furtschaglhaus – Schönbichler Horn – Berliner Hütte.

Afstand: 8.5 km
Stijgen: 893 m
Dalen: 1144 m

Donderdag 28 augustus is Kathleen al wakker om 5u45. Niet dat we erg vroeg dienen te vertrekken vandaag. De geplande tocht is slechts de helft in lengte van de vorige, al zegt dat natuurlijk niet veel in een omgeving als deze. Er zit vandaag wel een technisch moeilijk stuk in. We besluiten om de drukte aan het sanitair te vermijden en eerst te gaan eten, een goeie keuze. Beneden is het nog niet al te druk en er staat naar huttennormen een uitgebreid buffet te wachten. Er is wel maar één keuze van brood en dat is zwart, maar gemakkelijk 8 soorten beleg. Ik kies kaas en confituur om het brood een beetje zoet te maken. De hete thee loopt diep op deze vroege morgen, het brood valt me net iets te zwaar om met smaak te eten maar voedzaam is het wel. Langzaam loopt de gelagzaal voller. We beëindigen het ontbijt en maken plaats voor anderen. In het sanitair is nu de rust teruggekeerd zodat we niet hoeven aan te schuiven. We zoeken een vers T-shirt en pakken de rugzak in. Om 7u37 staan we buiten.



De lucht is kraakhelder en van een blauw waar je in België alleen kan van dromen. Het massief van de Hochfeiler ligt al uitdagen te blinken in het ochtendlicht



Onze richting steekt nog zwart af door het tegenlicht. Het is koud en dat zal nog wel even duren want we stappen in noordoostelijke richting en dat is in de schaduw. Uit ervaring weten we dat lange mouwen en een lange broek toch niet de juiste keuze zijn. Het is onmiddellijk bergop, je hebt nog niet direct de behoefte om te stoppen en op deze manier krijg je het al gauw te warm. Dus even op de tanden bijten in T-shirt en afgeritste broek.



Het silhouet van het eerste doel, de Schönbichler Horn is nauwelijks herkenbaar, de top steekt niet direct af ten opzichte van zijn buren omdat hij er een beetje achter ligt, ik pieker me suf om uit te zoeken dewelke het nu juist is…



Het eerste stukje pad is mooi en geleidelijk omhoog. Achter ons komt een gezin met jonge kinderen en grootouders, wat een schitterend gevoel moet dat zijn! Even verderop staat een tentje op een horizontaal stukje, over schitterend gevoel gesproken… In het dal achter ons trekken de ochtendwolken langzaam weg. We zien Alpenleeuwebekjes naast het pad en plotseling is de zon daar.





Tussen 2 rotspunten door priemt de eerste straal ons in de ogen. Een zalig gevoel van de enkele extra graden op een stel koude wangen, dit is weer een geboorte van een nieuwe dag. Door de andere lichtinval lijkt het landschap te veranderen, wat eerst koud en kil leek, ligt nu te schitteren als diamant. We ontwaren nog nachtelijke rijm op de rotsachtige bodem wat het pad hier en daar zelfs glad maakt.





Achter ons zijn er nu meer groepjes aan het komen en ook voor ons begint het wat samen te troepen. We moeten eerst klimmen tot aan de Schönbichler Scharte op 3080m.



Het laatste stukje is beveiligd met stalen kabels. Niet echt voor de klim, eerder voor de mensen die langs hier afdalen.





De Scharte zelf is weer uitermate smal en we besluiten om meteen linksop te gaan en tot de top te klimmen die amper een goeie 50 meter hoger ligt. Ook hier weer wat kabelwerk en we komen de splitsing tegen langs waar we straks moeten afdalen aan de overzijde.



Op de top (3133m) is het druk, zeer druk, er is weinig plaats en er staat zo’n 10 man boven waaronder zowaar onze twee oudere dametjes die we de dag tevoren tegenkwamen op weg naar de Hoher Riffler. Krasse dingen! Het uitzicht is weer schitterend.



Het hele massief van de Groβer Möseler is nu te aanschouwen met de Waxeggkees aan zijn voeten. Even wat verdere duiding van deze panorama, laten we rechts beginnen: de donkere rotstop juist voor ons is de Furtscháglspitze (3190m), de hoge besneeuwde top is de Groβer Möseler zelf (3480m) en de grijze top net links is de Roβbruggspitze (3304m), links daarvan bevinden zich de 6 toppen van de Horn Spitze waar van de Berliner Spitze (3254m) er boven uit steekt. De top met links een grote sneeuwgraat is de Schwarzenstein (3369m), de driehoekige punt aan het begin van de sneeuwgraat de Felsköpfl (3235m) en achter de sneeuwgraat zien we de Groβe Löffler (3379m). Al deze toppen liggen op de Oostenrijks-Italiaanse grens en vormen een stuk van de Alpenhauptkam.



We nemen (en laten nemen) nog enkele foto’s bij het kruis, eigenaardig genoeg is het bakje waar het Gipfelbuch zich moet bevinden leeg.





In de andere richtingen zijn er al heel wat Quellwolken aanwezig die de meeste toppen verstoppen. We nemen nog even de tijd om iets te eten en beginnen dan terug aan de afdaling, ondertussen blijven er mensen naar boven komen.



De afdaling langs deze kant is op zijn zachtst uitgedrukt niet echt makkelijk: we moeten zo’n 400 hoogtemeters afdalen via de noordoostgraat. Deze bestaat echter grotendeels uit scherpe rotspunten van losgekomen rotsplaten.



Heel het stuk is beveiligd met kabels en in dit geval is het echt wel nodig, zelfs met de kabels hebben we soms minuten lang gezocht naar de juiste manier om één been naar een dieper gelegen punt te krijgen dat houvast kon bieden. Het vergde het uiterste van onze concentratie en het ging zelfs langzamer dan klimmen. Na 100 meter kletteren werd het wat makkelijker, achter ons kwam een Duitser naar beneden die kost wat kost met zijn twee wandelstokken in de hand naar beneden probeerde te klimmen. Op dit terrein is dit echt uit den boze en kan je ze beter in de rugzak stoppen. Zelden heb ik een volwassen man zo zien beven op zijn benen. Ik ga hier niet de grote jan uithangen, ik heb ook momenten van schrik gehad…









De rotsomgeving waar we op deze graat in terecht kwamen was fascinerend. De natuur had echt wel zijn best gedaan om hier iets moois van te maken. Aan weerskanten bevindt zich een gletscher, al blijft er links van de Schönbichler Kees niet zoveel meer over. De Waxeggkees aan de rechterkant daarentegen is nog vrij indrukwekkend.







Na 400 meter dalen loopt het pad rechts van de graat weg op de zijkant van de morenen. Bij een vorige rustpauze heb ik mijn schoenen wat vaster aangetrokken en nu begint de onderkant echt te branden. Ik zoek tevergeefs naar een riviertje op het pad om ze even af te koelen. Uiteindelijk geef ik me gewonnen om op een platte steen even halt te houden en de schoenen uit te trekken. Het is warm in de zon en we zien de laatste mensen langs hier naar boven trekken, ze hebben nog een hele klim voor de boeg.





Het pad kronkelt zich een weg naar een tweede morenenrij, zo mogelijk nog smaller dan de eerste.









Onder ons baadt de Zemmgrund in de zon en aan de overkant zien we al een tijdje de Berliner Hütte liggen. We steken nog een aantal smeltwaterrivieren over en klimmen het laatste stukje naar de hut die we om ca 14u20 bereikten.



De Berliner Hütte kent een rijke geschiedenis in de bergsportwereld. Ze werd reeds in 1879 gebouwd (zie foto) en was de eerste hut in de Zillertaler Alpen. In 1885 huisde er reeds een pachter en in 1888 en 1889 werden de eerste uitbreidingen gebouwd. In 1890 werd in de buurt nog eens 600m² grond aangekocht en in 1890 en 91 bouwde men een 3 verdiep hoog “logeerhuis”. Zo bleef de hut gestaag groeien en in 1910 werd de eerste waterkrachtcentrale gebouwd om de hut van elektriciteit te voorzien. In de Eerste Wereldoorlog was ze niet voor gasten toegankelijk en werden er 600 soldaten in ski-uitrusting gestationeerd. Heden ten dage biedt de hut plaats aan ongeveer 180 gasten. De inkomhal en de eetzaal zijn zeer imposant en stralen echt verleden uit door het gebruinde hout en de statige portretten van de eerste pachters.







We krijgen een kamer van 2 personen toebedeeld: één bed en één matras op de grond maar wel gezellig.



We vleien ons in de middagzon op het reusachtige terras met een Kübel en een schitterend uitzicht op twee gletschers: de nu al bekende Waxeggkees en de Hornkees en blijven genieten, lang genieten…





In de geweldige eetzaal eten we à la carte, Kathleen neemt de hausgemachte pasta en ik begeef me aan een reusachtige schnitzel. We sluiten af met een heerlijke Apfelstrudel. Na het eten gaan we nog terug naar buiten maar de steeds weerkerende avondwolken bedekken reeds het zicht en de koude kruipt uit de grond. Tegen 21u00 gaan we naar de kamer en leggen we ons horizontaal.



6. Dag 4: Berliner Hütte – Melkerscharte - Ginzling.

Afstand: 12.8 km
Stijgen: 772 m
Dalen: 1834 m

Vrijdag 29 augustus…Dit was onze laatste stapdag. Zo’n laatste stapdag heeft steeds iets speciaals: je wil er eigenlijk nog voor 200% van genieten en toch verlang je ergens naar het einde om je verhaal tegen iemand te kunnen doen. Het lijkt een voortdurende tweestrijd tussen “het zo lang mogelijk rekken want straks is het gedaan” en “laten we verder gaan”. We werden gewekt door de GSM die ik als wekker had geprogrammeerd. Na 3 dagen stappen, begon het slapen beter en beter te gaan, waarschijnlijk gewoon omdat de vermoeidheid beetje bij beetje opstapelt. We stonden op in onze kleine “mansarde” en keken naar buiten. Dat is nog zo’n “berggewoonte” het eerste wat ik doe is naar buiten kijken: wat voor weer is het: helder, nevelig, bewolkt? In dit geval was het een ochtend met hoge nevel, de lucht leek wel blauw maar was niet meer helder, toch een voorteken dat er in de komende dagen een weersverandering op til was, dikwijls is dit de voorbode van een warmtefront.



Op de gang begon het al te kraken, teken dat er nog mensen wakker waren. Het sanitair was een heel eindje wandelen, het was in een ander gedeelde gelegen en je moest eerst een trap af, dan weer eentje op, weer eentje af en dan terug een stukje naar boven. Dit eigenaardig verloop kwam door het feit dat er steeds stukken aan de hut waren bijgebouwd waarvan de verdiepingen niet echt goed in elkaar pasten. We plaatsten een laatste kattenwas. Tegenwoordig kan je in nagenoeg elke hut een douche nemen, tegen extra betaling uiteraard. Sommigen gaan dit misschien als vuil bezien maar ik vind het een beetje heiligschennis. Dit hoort niet bij het leven in de bergen en de hutten. Het zou beter een tikkeltje spartaans blijven zodat de mensen meer respect zouden opbrengen voor het klein beetje luxe dat ze aangeboden krijgen. Nu begint het meer op een hotel te lijken en dan gaan de mensen nog klagen omdat het niet helemaal een hotel is. Op deze manier gaat er heel wat charme verloren. In mijn ogen is een huttentocht afstand doen van het gewone leven en de luxe, je sjouwt heel de tijd je hebben en houden op je rug en je past je aan aan de natuur en de gegeven omstandigheden. Enfin, we kunnen die vooruitgang toch niet tegenhouden of terugdraaien en het zal me heus niet weerhouden om het te blijven doen, maar ze moeten niet overdrijven…
Gisteravond hadden we een inventaris van ons eetrantsoen gemaakt en we hadden nog wel voor makkelijk twee volle maaltijden. We besloten om niet te gaan ontbijten maar om onze rugzak op deze manier weer wat lichter te maken. Toen ik bij het buitengaan zag dat ze hier zelfs pistolets serveerden, had ik wel even spijt van mijn eigen principes, maar ik hield voet bij stuk!





Het was nog geen 7.00u toen we de schoenen dichtknoopten en op pad gingen. Het was niet zo koud als de vorige ochtend, wellicht ook omdat we hier pas op 2042m zaten. Er vertrokken nog enkele koppels ongeveer gelijk met ons en we hielden bijna hetzelfde tempo aan, hoewel we niet samenliepen.



Ongezien werd er een bepaalde afstand gerespecteerd, net alsof we eenieder de rust en de stilte van de omgeving gunde. Het eerste deel van de tocht was zeer geleidelijk klimmen doorheen een soort veengebied, na een klein uurtje bereikten we een eerste splitsing.





Ik keek nog eens om, de Schönbichler Horn met de graat die we gisteren gedaan hadden was nu duidelijk te zien in de ochtendzon.



Wij klommen links verder, de andere weg draaide rechts richting Schmarzensteinkees, je kon het pad een hele tijd volgen op de flank. Uiteindelijk kwam het uit aan de voet van de gletscher om vandaar als een spoor tot op de top van de Schwarzenstein (3369m) te lopen.



Onder de Südtirolers is deze top misschien beter bekend als de Sasso Nero. De top ziet er niet zo moeilijk uit en dat blijkt ook te kloppen volgens de beschrijvingen. Aan de achterkant ligt de Scharzensteinhütte op 2922m eigenlijk net onder de top. Misschien nog een project voor één van de volgende jaren? We klimmen verder richting Schwarzsee. Ik draai me om en neem een panoramabeeld van het schitterende uitzicht. Links komt de zon op, net voor de Groβe Mörchner (3285m), dan heb je het verijsde Schwarzensteinsattel en de gletscher tot bijna op de top van de Schwarzenstein (3369m), dan hebben we de scherpe top van de Berliner Spitze (3254m) als hoogste van de groep van de Hornspitzen die uit 5 toppen bestaat. Verder nog de Turnerkamp (3420m) en de Roβruggspitze (3304m).









We klommen nu in het zonnetje en bereikte al gauw het meertje met ervoor nog een ruïne van een schuilhut.



De ligging van de Schwarzsee was fenomenaal. Aan de overkant ging het vrij steil omhoog zodat zich echt een kom vormde rond het meer. Ik kon onmogelijk een foto nemen van het meer met de achterliggende bergen er ook nog op, daarvoor was de wand te hoog. In de reflectie van het water lukte het heel wat beter. Hier was de tijd gestopt…





Plots werden we opgeschrikt door een geblaat. Het koste ons wat moeite om het geluid te lokaliseren maar in de schaduw en het tegenlicht konden we toch op serieuze hoogte een kudde schapen ontwaren.



We waren dan toch niet alleen op deze wereld, God had ook het schaap geschapen… We zagen dat het goed was en aten een hapje van ons 4-dagen oude brood.



Voorbij het meertje ging het nu even erg steil alvorens de weg splitste:



rechts liep naar de Nördliche Mörchenscharte en zo verder door naar de Greizer Hütte. We kozen voor het linkse spoor, veel meer kon je het niet noemen, richting Melkerscharte.





Het landschap veranderde snel in een ruw maanlandschap. We hadden alleen nog de markeringen die we konden volgen. Het werd echt zoeken hoe we moesten lopen, de rotsblokken lagen overal verspreid en werden steeds groter. De samenstelling van het gesteente veranderde ook en al vlug ontwaarden we prachtige exemplaren en begon de zoektocht naar berg- en andere kristallen.







Even verderop lag er nog een klein meertje, omringd door oude sneeuwvelden. Eentje dienden we over te steken maar de sneeuw was zo hard en het veldje zo steil dat je het niet kon traverseren. Er zat niks anders op dan op de sneeuw schuin naar boven te klimmen om dan veel te hoog aan de overkant uit te komen en dan terug een stukje te moeten dalen. Dit was echt een schitterend landschap, zeker niet druk bewandeld. We kwamen nog 1 man tegen die de weg in tegenovergestelde richting deed.
We konden de Scharte nu zien liggen, langs rechts geflankeerd door de Zsigmondyspitze (3089m). Deze berg wordt ook wel eens de Matterhorn van de Zillertaler Alpen genoemd vanwege zijn vorm en het is de bekendste Kletterberg van dit stukje Tirol.



Nog een beetje klauterwerk en we stonden boven.







Ik was net een Alpenscheefkelk (Arabis alpina) aan het fotograferen toen mijn oog viel op een klein blinkend stukje steen. Het bleek een stuk van een echt bergkristal te zijn waarvan nog duidelijk 3 van de 6 zijden waar te nemen waren. Eindelijk na al die jaren toch eens bergkristal gevonden!



Het Gunggltal lag aan onze voeten, zeer diep weggestoken. In de verte konden we nog de Olperer (3476m), Gefrorene Wandspitzen (3286m) en de Hoher Riffler (3231m) een oude bekende zien liggen. We hielden even halt op dit hoogste punt (2814m) van deze dag. De overkant ging bijna loodrecht naar beneden.



Het eerste stuk van de afdaling was zeer moeilijk tegen de rotswand geplakt op nauwelijks meer dan een richeltje, even verder werd het dan wat breder maar al gauw liep dit weer uit op een smalle richel langs de wand.



Zo hebben we meer dan een uur gedaald waarna het spoor over grotere rotsen liep. De afdaling leek eindeloos en aan de stenen kwam geen einde. We vonden nog verschillende prachtexemplaren en Kathleen slaagde er in om eentje van meer dan 2 kilogram in de rugzak te moffelen.





Het dal had zijn charme maar de zware afdaling had zijn tol geëist en de aandacht voor de schoonheid verslapte onder de vermoeidheid.







Naar het einde van het dal stond een jachthut waar zeker 15 jagers verzamelden en ons doorheen hun lange grijze baarden voorzien van dampende pijp nastaarden als waren we een stuk loslopend wild. Hier zagen ze echt niet veel volk lopen.



De afdaling langs het bos naar Ginzling had wat makkelijker mogen zijn. Je zou een mooi breed bospad verwachten maar het tegendeel was waar, het bleef smal en het bleef bezaaid met reusachtige stenen tot we beneden waren. We kwamen nog een Antwerps koppel op leeftijd tegen die zich ook duidelijk mispakt hadden aan deze weg. Helemaal beneden kozen we nog voor de bosweg die ons nog wat extra klimmeters opleverde om uiteindelijk aan het splinternieuw bureau voor toerisme uit te komen.



Daar moesten we nog ruim driekwartier wachten op de eerste bus naar Mayrhofen. We nestelde ons in de namiddagzon, die op deze hoogte (we waren inmiddels tot 985m gezakt) aardig warm uit de hoek kwam en dachten met weemoed terug aan de voorbije dagen. Het werd stil, erg stil in het bushokje, alleen de krekels en het geraas van een sporadische toerist die terugkwam van de Schlegeis, stoorde onze meditatie. Het was schitterend geweest, we hadden alles kunnen doen wat we hadden gehoopt, het weer was ronduit prachtig geweest, de omgeving was een droom,…en hier kwam er een einde aan.




7. Epiloog.

Er kwam natuurlijk nog een ongelooflijk hartelijk ontvangst bij de familie Lapp, ook het weerzien van de kinderen die terug waren van oma was zeer leuk. Ze wilden alle verhalen horen, Heiko ging pizza halen die we op het terras opaten.



We kregen nauwelijks de tijd voor een douche J ’s avonds toonden we nog de foto’s. Mijn toestel was er in geslaagd om 262 opnames te maken met één batterij zonder bij te laden. We hadden een zeer goede nachtrust en zaten even na 7u de volgende morgen al in de auto richting België. Zelfs Juliette had de moeite genomen om samen met ons te ontbijten, op dit uur wil dat wat zeggen!
De reis verliep zonder enig probleem en we droomden alweer van een terugkeer. De rugzakken wogen zwaarder door alle herinneringen en beelden die we probeerden vast te houden, gelukkig moesten we ze nu niet meer dragen. Weer was er een stukje van ons hart achter gebleven in dit mooie land…