dinsdag 13 november 2007

Trektocht Engadin 2007: 5. Dag 3

5. Dinsdag 21 augustus 2007: Chamanna d’ Es-cha – Fuorcla Gualdauna (2491m) – Albulapass (2312m) – Fuorcla Crap Alv ( 2466m) – Val Bever (2018m) – Chamanna Jenatsch (2652m)

De ochtend brak fris aan en de angst om buiten een pak sneeuw te zien, bekroop me. Een blik door het kleine raampje stelde me echter gerust.

De weliswaar natte doch groene weide lachte me de morgen in. Je zou zweren dat het lichter was dan de voorbije dagen en dat we verder konden zien…Het regende alleszins al niet meer, dat was al een tweede pluspunt. We hadden gevraagd om tegen 6u30 te mogen ontbijten omdat we wisten dat het een lange dag ging worden. Variatie in het ontbijt was er niet: zelfde brood, confituur en kaas. Inpakken was snel gedaan, er mocht gewoon niets meer achterblijven. Ik had al besloten om Geert zijn stijgijzers nog bij mij in te laden om zodoende zijn rugzak toch weer een beetje te ontlasten. Om klokslag 7u40 stonden we buiten. Jos kwam ons nog persoonlijk uitwuiven en wenste ons een goede reis en weg waren we. Het eerste uur kondigde zich gemakkelijk aan: het pad was lichtjes dalend en liep in een grote boog boven Val d’ Es-cha. De sneeuwgrens was de afgelopen nacht toch een behoorlijk stuk gedaald maar de wolken hingen nog te laag om echte fotogenieke beelden op te leveren. Verder in het Engadin speelden de wolken en de zon een betoverend schouwspel in de dageraad. Het was heel stil om ons heen, niets bewoog, alleen wij. Halverwege onze afdaling stootten we op iets merkwaardigs. Op een uitgestorven steenlawine van een typisch donkergrijs gesteente, was door mensenhanden en door de jaren heen een veld van steenmannetjes ontstaan. De grillige vormen en de torentjes in het waterige ochtendlicht deden me onmiddellijk aan een kerkhof denken…een kerkhof van steenmannetjes.

Het was prachtig en akelig tegelijkertijd, we wisten niet goed wat er van te denken en passeerden het zwijgend. Ik sloot de groep en droeg letterlijk mijn steentje bij. Dit was een plek die we nooit meer zullen vergeten. We passeerden enkele riviertjes die vanaf het Fuorcla Pischa naar beneden kwamen. Dit zadel was de doorsteek naar Chants en zo verder naar Bergün, bekend door de spoorwegfanaten vanwege de vele trechtertunnels op dit smalspoor richting Engadin. Net toen we bijna op Fuorcla Gualdauna waren, ontdekten we een kudde gemzen op een puinhelling. Eentje kwam in een rotvaart naar beneden gelopen, dat was dus de gemzen manier om af te dalen: alvorens je kunt vallen of wegschuiven moeten je poten alweer vertrokken zijn. Misschien moesten we het ook maar eens proberen? De rest van de kudde nestelde zich op de glinsterende berghelling.

Aan de overkant ontwaarde het Val d’ Alvra of het Albuladal zich aan onze voeten. Hier hadden we heel wat afstand af te leggen Eerst langs de groene glooiingen tot beneden en dan langs de weg tot voorbij het hoogste punt: de Pass d’Alvra of Albulapas.

De afdaling doorheen de weiden was lang en zeer nat. Hoe lager we kwamen, hoe meer modder we hadden en van een pad was nog nauwelijks sprake. Het voorruitzicht om een heel eind over de weg te lopen, zagen we niet echt zitten en we staken de straat over om aan de andere kant een pad te zoeken. Uiteindelijk kwamen we toch weer op het asfalt uit en zat er niet veel anders op om dit te volgen. Veel verkeer was er niet op deze ochtend. De pas is in ieder geval al niet druk bereden wegens zijn smalheid. Even later werden we weer opgeschrikt door een hallucinant beeld: Een tractor reed doorheen de hobbelige weiden aan de overkant, terwijl een dode koe, vastgebonden aan de nek, voortgesleept werd.

Het dier was kennelijk al enige tijd dood want de buik was al serieus opgezwollen. De boer had ook geen enkele andere mogelijkheid om het kadaver op een meer respectvolle manier te vervoeren in dit onherbergzame landschap. We stonden er wel even naar te gapen… We passeerden nog een vrij groot meertje met aanpalende boerderij waar nog menig kalfje rondliep en even verder waren we op het hoogste punt van de pas. De Hospiz was redelijk uitgebouwd en bevatte naast een souvenirwinkeltje een vrij ruim restaurant en zelfs enkele kamers om te overnachten.


We vonden dat we wel al iets hadden verdiend en gingen binnen voor een soepje of een cola. Het brood bij de soep was heerlijk en een verademing na twee dagen hetzelfde brood in de vorige hut. Geert had zijn dag vandaag ingedeeld in etappes waarvan er enkele de mogelijkheid gaven om de huttentocht te verlaten. De voorbije dagen hadden hem zeer realistisch gemaakt en dit was zijn manier om keuzes te maken. Het eerste doel was het zadel geweest en dit was het tweede doel. Op deze plaats had hij de mogelijkheid om de bus richting Engadin te nemen, maar er was geen reden toe: alles verliep goed en we zaten op schema. De vrouw des huizes was niet overdreven vriendelijk maar we lieten het niet aan ons hart komen. Grappig genoeg zat aan een tweede tafel een kwartet dat we gisteren ook al hadden gezien in de Es-cha-hütte. Blijkbaar waren ze na hun maaltijd gisterenmiddag nog in de regen/hagel/sneeuw afgedaald en hier blijven overnachten. We trakteerden ons nog op een goed toilet (als je niet consumeerde vroegen ze 2 CHF!!) en zetten de tocht verder, het was nog een heel eind en het moeilijkste moest duidelijk nog komen. We vervolgden onze weg langs een breed pad dat naast de asfaltweg liep, maar iets steiler naar beneden zodat niet alle bochten gevolgd werden.

Even verder kwamen we dan terug op de weg uit en moesten deze oversteken om hem dan voorgoed achter ons te laten. De lucht bleef dreigend op ons neerkijken maar was voorlopig genadig voor deze drie nietige wezens in dit woeste landschap. Eens de pas achter ons gelaten, was de verlatenheid weer koning en in de verste verte was geen menselijke ziel te bespeuren. Na een korte steile klim werd het pad vlakker maar ook drassig door de regen van de afgelopen dagen en door de aanwezigheid van heel wat beekjes, vennen en meertjes.

Soms was het pad zelfs volledig ondergespoeld en moesten we onze uitweg zoeken door van graszode naar graszode te springen. Voorbij deze meertjes: Crap Alv Laiets genaamd, boog het pad naar links en weer steiler omhoog richting Fuorcla Crap Alv alvorens voorbij Chamanna Spinas te lopen. Dit was blijkbaar een privéhut, die er nu gesloten bijstond. Kathleen had tijdens de klim wat voorsprong genomen door rustig haar eigen tempo te stappen. Bij Geert was het tempo minder vloeiend en ik besloot dan ook om bij hem te blijven. Toen we zelf aan de hut waren, was Kathleen al iets verder doorgestapt, echter in de verkeerde richting want het pad splitste: ééntje ging naar het zadel waar we over moesten, een ander pad boog meer naar rechts en hogerop. We discussieerden even over de beste plek om even halt te houden en besloten dat aan de hut te doen. Kathleen keerde dan maar op haar stappen terug maar in het omdraaien struikelde ze over een steen. Niets speciaal maar door het gewicht van haar rugzak verloor ze het evenwicht, dook voorover en ging over kop naar beneden. Dit alles gebeurde in een fractie van een seconde en Geert en ik stonden aan de grond genageld. Na het besef spurtte ik naar boven waar Kathleen ondertussen al weer rechtkrabbelde. Het bloed liep langs haar gezicht en haren. Een grote snee in het rechter oor was de oorzaak, verder had ze nog een dikke buil achter het oor. Door het koude weer konden we het bloed vlug stelpen en met wat moeite een pleister aanbrengen zodat de snee niet telkens terug open zou gaan. Ik kan je verzekeren dat het niet echt handig is om een pleister op een oor te plakken maar het hielp. De pijn kwam pas later opzetten maar al bij al viel het wel mee, ze had geluk gehad want een stom voorval als dit kan dikwijls veel erger gevolgen hebben. Ondertussen, hoe kon het ook anders, was het weer beginnen regenen en we zochten wat beschutting tegen de verlaten hut om wat te eten en van de schrik te bekomen.

Plotseling zag alles er veel grijzer en mistroostiger uit en het gevoel van “wat doen we hier eigenlijk” bekroop me.

Naar Geert zijn normen was doel drie bereikt, er waren er nog twee te gaan: de afdaling tot het Val Bever (tevens het “point of no return”) en de Jenatschhütte zelf en dat was nog 650m klimmen eens in het dal aangekomen, we moesten echter eerst nog een dikke 400m dalen. De moed werd weer bij elkaar geraapt en we daalden af in de gietende regen. Het liep van in het begin niet echt lekker en vlot en Geert kreeg last in de knie. Deze had hem jaren met rust gelaten maar nu op dit moment dacht zijn lichaam er anders over. Zijn grimassen maakten duidelijk dat het niet gespeeld was. Kathleen die zeer goed kan dalen was al gauw uit het zicht verdwenen. We zagen nog nauwelijks een hand voor ogen en Geert moest elke tien passen halt houden. Bijna beneden stond Kathleen onder één van de eerste bomen wat beschutting te zoeken en we daalden verder af naar het bos dat “ Palüd Marscha” werd genoemd om daar de brede dalweg richting “boven” in te zetten. Aan de eerste boerderij “ Zember da Palüd Marscha” hielden we halt om onder het afdakje van de voordeur een Mars binnen te steken en Geert zijn knie te laten inzalven. Het was een pijnlijke afdaling geweest maar nu het terug bergop ging, ebde de pijn weg en kwam het vertrouwen terug om door te zetten, hij kon nu niet meer terug. Terug wat op krachten gekomen, zette we de tocht doornat verder.

Gesproken werd er niet veel, ik kon alleen maar hopen dat het ooit zou ophouden met regenen. Veel slechter kon het weer toch niet meer worden en waren de voorspellingen naar het einde van de week niet hoopvol? Het was het enige lichtpunt om ons aan op te trekken. We passeerden een tweede boerderij: Zember da Suvretta, nog eentje te gaan alvores de almen ophielden. De weg toonde duidelijke sporen van koeien en al wat ze achterlaten…We kwamen zowaar twee mensen tegen en vroegen ons bijna hardop af vanwaar ze kwamen, met een paraplu nog wel…Het pad bleef zich door het dal slingeren, dan eens stijgend, dan weer wat dalend, we leken geen meter te winnen. Soms leek het even wat lichter te worden maar de regen bleef met bakken uit de lucht vallen. Geert raakte langzaam achterop, zelf sjokten we ook verder. Als het al niet fysiek is dan zaten we er mentaal door.

Het venijn zat in de staart, we wisten het wel maar het bleef zwaar vallen. De slotklim was nog lang en steil en de regen veranderde stilaan in natte sneeuw. Geert was nu helemaal uit het zicht verdwenen. Eindelijk zagen we de vlag, nog 150m…

Om 17u30 “strompelden” Kathleen en ik naarbinnen. Andrea die hier enkele weken verblijft om Hüttenwirt Heini bij te staan, verwelkomde ons met open armen en met hete, zwaar gesuikerde vruchtenthee. We kikkerden er al vlug van op. We beseften echter dat Geert nog achter was en ik trok terug mijn doornatte jas aan en ging naar buiten. Tot mijn vreugde bleek zijn achterstand helemaal niet zo groot te zijn als gevreesd en ongeveer een kwartier later stapten we samen door de zijdeur naar binnen. Andrea had zijn glas thee ondertussen al weer opgewarmd. Heini bood onmiddellijk aan om Kathleens bergschoenen boven het fornuis te drogen. Zo’n ontvangst, dat noem ik nog eens Zwitserse berghutten en gastvrijheid, we werden er warm van vanbinnen en het was niet alleen van de thee.

Van nostalgie gesproken: we kregen dezelfde kamer toegewezen als in 2004 en sleurden onze spullen naar boven om iets droogs aan te trekken voor het avondeten dat om 18u30 opgediend werd. Er was nog een jong koppel aanwezig in de hut en dat bleek alles te zijn…wie wil er hier nu zitten met zo’n hondenweer… Als avondeten wisten we al dat je in de Jenatsch altijd voor verrassingen kan staan, weliswaar in goeie zin en het was dit keer niet anders. We begonnen met Aspergeroomsoep, met meer room dan asperges. Als hoofdschotel was het polenta met warme beenhesp en een mengeling van wortelen en courgette als groente en nog een bladerdeeggebak met vruchten als toetje. Dit alles nog eens goed gesaust met een half litertje Calanda Bräu, heerlijk! Buiten lijkt het weer wat minder guur te worden, af en toe breekt de zon even door maar even later wordt het zicht weer bijna 0 en is het aan het sneeuwen. We hebben geen GSM bereik in de hut en nestelen ons gezellig in een hoekje van de verwarmde gelagzaal. We slaan een praatje met de twee andere gasten die in Engadin wonen (de gelukzakken) al blijkt het leven er verschrikkelijk duur te zijn. Even later hoorden we van Andrea dat er nog drie mensen telefonisch gewaarschuwd hebben dat ze op komst zijn. Dit moet echt wel gekkenwerk geweest zijn, de avond viel al. Tegen 21u25 vielen ze binnen, doornat en verkleumd. Ze hadden campeermateriaal bij en vroegen of ze het konden drogen. Ze kookten hun potje zelf want de keuken was onherroepelijk dicht. Toen we niet meer konden ophouden met geeuwen, kropen we onder de wol. Het was een zeer lange dag geweest met erg wisselende stemmingen. Het was duidelijk dat een nieuwe dag regen erg zwaar op het gemoed zou werken, het zou gaan beteren maar het ging wel erg traag…


Geen opmerkingen: