De slaap was niet zo verkwikkend geweest, het bed was zeer hard en de kussens stelden je voor een moeilijke keuze: eentje was te weinig, maar twee was teveel. We staken ons hoofd door het raam en zagen dat het goed was: de zonsopgang was schitterend en er was geen wolk te bespeuren.
Misschien werd het nog eens echt zomer. Tegen 7u gingen we ontbijten, de rugzakken hadden we al klaargemaakt. Het ontbijt was zeer uitgebreid met verschillende soorten kleine pistoletjes, verse charcuterie en zelfs choco. De vaste ochtendklanten en pendelaars hadden duidelijk hun vaste tafel en zelfs hun vaste plaats, hier zat duidelijk routine in. Van het plaatselijke dialect konden we nauwelijks iets verstaan en ze dronken koffie en aten worstenbrood. Sommige staken een sigaretje op, in Zwitserland kan dat nog in dezelfde ruimte als waar gegeten wordt. Om 8u20 stonden we buiten, het was 6°C.
Aan de overkant van de Julierstrasse stond de oude getrouwe gele wegwijzer die ons duidelijk probeerde te maken dat hier het pad begon. We volgden dit pad dat naar Fuorcla Grevasalvas liep tot op een heuveltje na ongeveer 100m klimmen.
Het pad daalde dan lichtjes tot aan het Leg Grevasalvas maar wij moesten links aanhouden en verder klimmen. Het leek of we nog een spoor konden volgen al was het vaak niet duidelijk of dit door mensenvoeten dan wel door marmotten was gemaakt, maar het hielp tenminste om langs de steile flank te geraken.
Hogerop waren het alleen nog grote blokken en was het echt wel zoeken om er door te geraken. We klommen zo verder tot op een heuvel van 2639m hoogte. Van hier hadden we goed zicht op het laatste gedeelte van de klim naar Fuorcla Lagrev. We gooiden de rugzak af en keken met zijn drieën in stilte naar boven. De laagstaande zon bemoeilijkte het zicht maar het zag er verdomd moeilijk en steil uit.
We hadden dit stuk in 1996 ook al eens gedaan maar toen waren er stukken besneeuwd, nu was het één steile puinhelling van grote en kleine losliggende blokken. Het was 10u06, we bleven nog wat kijken en overleggen maar het was van deze afstand niet duidelijk hoe onze route het beste ging lopen. Één ding was zeker, vanaf hier gingen de helmen op. Op het einde van de blokken wachtte dan ogenschijnlijk nog een stuk met rotsen…We hadden genoeg getalmd en begonnen er gewoon aan. Ik stak mijn fototoestel in de rugzak, zodat al mijn aandacht naar het klimmen kon gaan. Niet meer mooi achter elkaar wegens het gevaar op vallende stenen maar eerder naast elkaar klimmend of wachtend op de voorganger. We probeerden in het stuk met de grootste blokken te klimmen, hopende dat die grotendeels vast zouden liggen, dat was ook wel zo maar het was wel telkens schrikken als een dergelijke mastodont toch even ging wankelen of schuiven door de verplaatsing van je gewicht. We moeten ongeveer halverwege geweest zijn, toen een luid geraas ons deed verstommen. We hadden vlug door dat het niet luid genoeg was om aan deze kant van de helling te zijn maar we wisten niet echt wat het was. Even later kwam het een tweede en een derde keer, nog luider nu en je kon de berg voelen trillen. Dit moest een steen lawine aan de andere kant zijn. Een betere timing om ons de stuipen op het lijf te jagen, kon de natuur niet bedacht hebben, we waren gewaarschuwd en extra alert. Het laatste stuk was wel degelijk rotsklimmen. Ik klom eerst en de andere probeerden me te wijzen welke richting ik het beste nam. Even kwam ik vast te zitten, de weg verder naar boven langs hier was onmogelijk en terug leek me ook al geen optie, de angst sloeg even toe maar met de aanwijzingen van de anderen geraakte ik terug en vond de goede weg.
Om 11u37 stonden we met z’n drietjes op het zadel. Mijn benen trilden nog een beetje na.
We namen de tijd om wat te rusten en te eten. Heel ver waren we nog niet maar we wisten van te voren dat dit tijdrovend ging zijn. Het weer was tenminste stabiel al werd het felste zonlicht door wat nevel getemperd.
We moesten nu opnieuw via blokken eerst een stuk naar beneden tot aan de gletscher tot ongeveer 2840m, daar deden we de klimgordels aan, de stijgijzers onder en bonden we ons in, het was nu 12u48. Op de gletscher aangekomen merkten we al vlug waar het lawaai vandaan was gekomen.
Een heel stuk rotswand was losgebroken en had zich op de gletscher gestort, hierbij waren grote rotsblokken meters ver over het ijs gerold en gegleden. Het zag er een rommeltje uit. We hadden geen andere optie dan door de puinresten te gaan om de gletscherkloven te kunnen vermijden.
We overbrugden 2 kloven via een sneeuwbrug en klommen gedeeltelijk over een zeer steile sneeuwplek en verder over rotsblokken tot aan een rotspunt op 3060m hoogte.
Nadat we even uithijgden overzagen we de situatie: we hadden nu zicht op de top maar die leek nog zeer ver weg, alleen bereikbaar langs een lange op en neer gaande rots- en puingraat. Het was nu al 14u en we hadden geen tijd meer te verliezen. Geert had het wel gehad, zeker na het aanblik van wat ons nog te wachten stond.
Hij ging zich hier innestelen en bij de stijgijzers blijven, we konden in contact komen via de GSM en hij kon ons ook visueel volgen. Kathleen en ik besloten van de rugzakken gewoon op te laten, kwestie van dezelfde balans te houden. Het eerste stuk van de graat was zeer smal en naar beneden.
Het was echt voetje per voetje, af en toe balancerend met twee afgronden naast je, links zowel als rechts. Ik liep voorop en durfde niet omkijken hoe Kathleen het er vanaf bracht. Gelukkig was het windstil…De graat leek eindeloos, we kwamen eerst aan op punt 3109m waar we hadden moeten toekomen vanop de gletscher maar door het afgebroken stuk rotswand was deze passage niet te doen geweest. De rest van de graat was één rotternij van losliggende stukken rots en schuivend puin. Het koste ons nog welgeteld 1 uur om de top te bereiken en halverwege overviel me de gedachte van gewoon terug te keren.
De wetenschap dat dat sowieso moest gebeuren en dat we er nu na 2 vergeefse pogingen in 1996 en 1997 zo dicht bij waren, hielp me overeind. Ik moet wel toegeven dat de angst nooit echt ver weg was en dat het ware genot van het bereiken van de top pas later is gekomen. Het uitzicht was overweldigend en ontroerend tegelijk. De top kenmerkte zich door een hoopje stenen met een houten stok die er was bijgeplaatst, er was geen boek te vinden.
We feliciteerden elkaar en ik kreeg een SMS binnen van Geert die ons op de top zag staan, schitterend van hem. Zonder hem waren we ook nooit daarboven geweest. Ik belde hem op en we bedankten elkaar.
We namen nog wat foto’s, we aten snel iets en begonnen dan aan de terugweg die toch ook 50 minuten in beslag ging nemen. Het hoogteverschil was gering en op deze ondergrond was stijgen soms makkelijker en sneller dan dalen.
Terug bij Geert gekomen was er weinig tijd voor vreugde, de klok tikte ongenadig verder. Eén lichtpuntje: tijdens zijn twee uren durende pauze was Geert tot de vaststelling gekomen dat de zalf gewoon in een buitenzak van zijn jas stak… We kozen voor dezelfde weg terug langs de brokken en de zeer steile sneeuwhelling.
Geert ging nu voorop en ik sloot de rij in tegendeel tot de klim. We traverseerden de gletscher tot aan een puineiland en deden de stijgijzers uit. Achteraf gezien was dit niet de beste keuze, we hadden beter op de gletscher gebleven en verder naar rechts afgedaald. Nu verloren we tijd door het uitdoen van stijgijzers en cordé om even later tot de vaststelling te komen dat we het touw toch maar beter weer bovenhaalden voor het laatste stuk. De stijgijzers lieten we zitten om niet verder tijd te verliezen maar we stapten nu wel wat moeizamer over het ijs. Naar het einde toe werd de gletscher vrij steil en lag hij bovendien bezaaid met rotsen.
De beproeving was nog niet afgelopen. Enkele al dan niet gewilde glijpartijtjes later stonden we weer temidden van immense blokken. Er kwam geen einde aan de stenen. We waren nu op een soort zadel aangekomen boven het Lej da la Tscheppa, dat ons de aansluiting met het Engadin en de bewoonde wereld moest opleveren.
We moesten alleen nog van het zadel geraken. Tien jaar geleden was dit via mooie sneeuwpistes gebeurd, nu waren er alleen maar stenen, miljoenen stenen. Het was al 18u en de laagstaande zon trok lange schaduwen over de gletscher achter ons. We waren moe en werden kribbig. Een pad om af te dalen vonden we niet, af en toe wel stukken maar het was helemaal niet duidelijk. We probeerden in een geul tussen twee morenen te blijven maar die werd uiteindelijk zo smal en steil dat we een stuk op onze stappen moesten terugkeren.
Uiteindelijk kwamen we aan het meer en via de rechtse oever stapten we er rond. Er hing een magische stilte. Aan de overkant verzamelden we opnieuw aan de wegwijzer, het was 19u en er stond nog 1 ½ uur aangegeven naar Sils… Allen waren we leeg en we zochten naar iets eetbaars in de rugzak. We belden ook het hotel om te zeggen dat we later zouden komen maar dat we wel degelijk onderweg waren. De eigenaar ging de sleutel aan de receptie achterlaten zodat we op de kamer konden, toffe vent. We moesten alleen nog naar beneden en dan van Sils in St.-Moritz geraken. Ik had de uren van de lijnbus genoteerd op een briefje maar ik had niet verder gekeken dan 17u15… We besloten om zo snel mogelijk af te dalen en indien mogelijk om 20u15 aan de bushalte te zijn, de bus kwam telkens om kwart na als er nog eentje reed. Ik weet niet meer waar we nog die snelheid vandaan haalde maar het eerste stuk vlogen we naar beneden.
Dan kwam de vermoeidheid terug de kop opsteken en nadat Geert enkele uitschuivers had gemaakt, hield hij het snelle tempo voor bekeken. We spraken af dat ik alleen dit tempo ging proberen aan te houden om de bus te halen om dan met de auto terug te keren. Ondanks de honger, de vermoeidheid en de zware rugzak stond ik om 20u beneden, maar waar was de bushalte?
Het kon zowel links als rechts zijn, nergens was iets te bespeuren. Ik besloot maar in de richting van St.-Moritz te gaan en mijn duim op te steken. Ik moet er echt heel moe hebben uitgezien want de tweede wagen, een Citroën met een Italiaans koppel van rond de 60, stopte en nam me mee. Verder dan “St.-Moritz bitte” begrepen we elkaar niet, ik sprak geen Italiaans en zij alleen maar dat. Ik werd netjes aan het voormalig Kuhrhaus afgezet en belde meteen Geert op om te melden dat ik reeds in St.-Moritz was, van verbazing en vreugde vielen ze bijna naar beneden. Het was nog een heel eindje stappen tot het hotel maar ik kreeg weer vleugels. De gedachte aan een verse cola in Geert zijn wagen deed me deugd, de cola in werkelijkheid des te meer. Om elkaar niet te ontlopen, had ik uitgelegd hoe ik naar beneden was gekomen en nu ging ik die plaats met de auto opzoeken. Het was ondertussen stikdonker geworden. Kathleen en Geert stonden me al op te wachten, vreugde overviel ons en ook het besef dat we het allemaal tot een goed einde hadden gebracht. Het was nu al bijna 21u en we besloten om rechtsreeks naar Hotel Sonne te rijden om iets te eten nadat we eerst onze kamersleutel hadden afgehaald. Aan de kant van de weg schoten we vlug een vers T-shirt aan, gebruikte veelvuldig de deo die Geert gelukkig in de auto had liggen en we vertrokken richting maaltijd.
Om 21u 30 zaten we gezellig met zijn drie en elk een grote pint in het restaurant, een tweede pint kreeg ik van de vermoeidheid al niet meer binnen.
Kathleen bestelde opnieuw pizza Quattro Stagioni, terecht deze keer. We trokken na het eten naar onze kamer en namen een welverdiende douche alvorens onder de wol te kruipen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten